Toxische zelfverantwoordelijkheid (toxic self-responsibility) is een term die gebruikt wordkt gebeurt wanneer verantwoordelijkheid doorslaat in zelfbeschuldiging, zelfbestraffing of ontkenning van bredere invloeden zoals relaties, omstandigheden of systemen.

Image by Pete Linforth from Pixabay
In zijn zuivere vorm gaat zelfverantwoordelijkheid over eigen invloed en keuzevrijheid: beseffen dat jouw houding, keuzes en daden ertoe doen. Maar het wordt giftig wanneer het doorschiet, bijvoorbeeld:
- Je voelt je verantwoordelijk voor alles, ook wat buiten jouw macht ligt — de gevoelens van anderen, hun mislukkingen, of de ellende in de wereld.
- Je gebruikt zinnen als “ik heb dit aangetrokken” of “het is mijn karma” niet om te leren, maar om jezelf te straffen.
- Je ontkent de invloed van omgeving, trauma of onrechtvaardige systemen, en maakt al het lijden tot een persoonlijk falen.
- Je denkt dat “spirituele volwassenheid” betekent dat je nooit boos, verdrietig of slachtofferig mag zijn, wat in feite emotionele onderdrukking is, vermomd als verlichting.
In spirituele en zelfhulpgroepen komt dit vaak voor: zinnen als “Ik ben verantwoordelijk voor alles wat me overkomt” kunnen makkelijk veranderen in “Alles wat misgaat is mijn schuld.” Dat is geen zelfgroei, dat is zelfgaslighting.
De remedie ligt niet in het loslaten van verantwoordelijkheid, maar in het balanceren ervan met context en mildheid. Zie wat echt van jou is, wat gedeeld is, en wat simpelweg buiten je bereik valt. Zelfverantwoordelijkheid zonder zelfcompassie verandert in zelfdwang.
Parentificatie
In familieopstellingen en in het fenomeen van parentificatie (waar een kind te vroeg een volwassen rol op zich neemt), is “toxische zelfverantwoordelijkheid” vaak de onderstroom.
Wanneer een kind opgroeit in een emotionele onveilig gezin, leert het onbewust: “Ik moet zorgen dat het goed gaat met de anderen, anders valt alles uit elkaar.” Dat kind neemt té veel verantwoordelijkheid voor de sfeer, de emoties, soms zelfs het geluk van de ouders. En omdat kinderen geen onderscheid kunnen maken tussen verantwoordelijkheid en liefde, voelt dat als plicht én als bestaansreden.
Later in het leven zet die dynamiek zich voort als een vorm van chronische zelfverantwoordelijkheid:
- Je voelt je schuldig als iemand om je heen ongelukkig is.
- Je minimaliseert je eigen pijn (“anderen hebben het zwaarder”).
- Je verward grenzen stellen met egoïsme.
- En als er iets misgaat, zoek je onmiddellijk naar jouw aandeel — ook als dat er nauwelijks is.
In familieopstellingen wordt dat zichtbaar als iemand die op de plek van een ouder staat: te vroeg volwassen, te veel dragend, te weinig kind. Die innerlijke houding lijkt op kracht (“ik kan het wel aan”), maar is eigenlijk een bevroren overlevingsstrategie. En juist die strategie voedt de toxische variant van zelfverantwoordelijkheid: het eeuwige gevoel dat alles op jou rust.
De helende beweging in een opstelling is: terug naar de juiste plek. Niet meer “de sterke zijn”, maar erkennen: “Sommige lasten zijn niet van mij.” Wanneer dat echt doordringt, verandert verantwoordelijkheid weer in iets gezonds, naar iets wat natuurlijk stroomt in plaats van verstikt.